Alleen digitalisering houdt zorg en welzijn niet overeind
Alleen digitalisering houdt zorg en welzijn niet overeind

De overheid verwacht veel van digitale toepassingen in zorg en welzijn.  Of die verwachtingen ingelost worden, hangt volgens de Friese onderzoekers Ietje Pastink, Jesse David Marinus en Job van ’t Veer sterk af van de vraag in hoeverre digitalisering aansluit op wat burgers willen en kunnen.

Door Ietje Pastink, Jesse David Marinus. (Dit artikel verscheen op 9 oktober 2023 op Sociale Vraagstukken)

Digitale en technologische innovaties kunnen een oplossing bieden voor de steeds dreigendere tekorten in zorg en welzijn. Sterker nog, volgens de opstellers van het Integraal Zorgakkoord kunnen ze zelfs voor een omkeer zorgen en een mensgerichte, duurzame en (financieel) haalbare zorg mogelijk maken. En tot slot kunnen ze, als we uitgaan van de premisses van het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen, bijdragen aan vermindering van de werkdruk.

Reden tot grote vreugde kortom. Maar voordat we juichend op tafel gaan dansen, moeten we eerst nog wel even de vraag beantwoorden of de digitale ontwikkelingen ook aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van burgers. Het antwoord is dat dit lang niet altijd het geval is en dat sociaal werkers kunnen helpen om de bestaande lacunes te overbruggen.
 

Fries onderzoek

Uit de resultaten van een grootschalig panelonderzoek onder inwoners van Fryslân naar het gebruik van technologie in zorg en welzijn blijkt dat burgers niet wars zijn van digitale technologie.
 

"Burgers willen alleen op vrijwillige basis meedoen met technologische interventies"

Maar dan moet er wel aan belangrijke voorwaarden zijn voldaan. We hebben het over persoonlijk contact, ondersteuning van zorgpersoneel of overheid, en gewaarborgde privacy.  Ook blijkt dat burgers alleen op vrijwillige basis willen meedoen met technologische interventies.

Om burgers mee te krijgen in de transformatie naar toekomstgerichte voorzieningen moet je aansluiten op hun sociale context en dagelijkse gewoonten. Je kunt ze bijvoorbeeld op een vertrouwde locatie in dorp of wijk kennis laten maken met digitale technologie via de reguliere activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan een wandelclub die gebruik maakt van een door Hersenstichting en de neuropsycholoog Erik Scherder ontwikkelde Ommetje app. Sociaal werkers hebben hier, maar ook bij de mogelijke toepassingen van andere, soortgelijke app’s een cruciale rol, omdat zij de mensen kunnen vinden die hulp nodig hebben en er gebruik van zouden kunnen maken.
 

Praktische betekenis

Dat informele initiatieven op dorps- en wijkniveau waardevolle kansen bieden om aandacht te schenken aan digitale gezondheidsvaardigheden is een belangrijke basis voor de activiteiten van het Digitale Gezondheidsvaardigheden Lab (DG-Lab) van NHL Stenden Hogeschool.

"Dorpsbewoners betrekken bij activiteiten blijkt effectieve manier om ze vertrouwder te maken met digitale technologieën"

Binnen dit lab is in cocreatie met inwoners uit Friese dorpen gewerkt aan het ontwikkelen van geschikte activiteiten gericht op digitale (gezondheids)vaardigheden. Die samenwerking is ook gericht op een grotere betrokkenheid en meer welzijn binnen de gemeenschap.

Het betrekken van dorpsbewoners bij activiteiten blijkt een effectieve aanpak te zijn om ze vertrouwder te maken met digitale technologieën. Er wordt aangesloten op hun wensen, mogelijkheden en comfort. Het DG-Lab baseert zijn activiteiten op de zogenaamde OPHELIA-methodiek. Deze is speciaal ontwikkeld voor het bevorderen van de (digitale) gezondheidsvaardigheden bij inwoners van lokale gemeenschappen. Deelname is altijd vrijwillig, en de ondersteuning sluit aan op wat mensen zelf kunnen.
 

Rol professionals

Er zijn ouderen en kwetsbare individuen die weinig actief zijn in de eigen sociale omgeving en ook qua (digitale) geletterdheid niet goed mee kunnen komen. Zij zijn vaak ook onbekend met beschikbare hulp zoals het digi-loket in de bibliotheek of het servicepunt van financiële instellingen.
 

"Het mag duidelijk zijn dat we alle sociaal werkers nadrukkelijker moeten trainen"

Sociaal werkers hebben doorgaans contact met deze groep. Vanuit hun activiteiten binnen dorpen en wijken en onder kwetsbare groepen kunnen zij kortom situaties van digitale ongelijkheid en uitsluiting signaleren. Voorwaarde is wel dat ze weten waar ze naar moeten vragen, waarop ze behoren te letten en hoe ze mensen dienen te ondersteunen. Dat blijkt in de praktijk minder vanzelfsprekend dan je zou veronderstellen.
 

Zorg op de schop

Er is een grote groep sociale professionals die onvoldoende kennis heeft van bestaande (signalerings-)tools, toepassingen, scholingen en relevante samenwerkingspartners om mensen met minder digitale vaardigheden bij te staan. Het mag duidelijk zijn dat die situatie ongewenst is en dat we alle sociaal werkers hierin nadrukkelijker moeten trainen. Het is niet meer genoeg dat een sociaal professional alles weet over de sociale dimensies van zijn vak, hij moet ook over de juiste tools beschikken, inclusief digitale vaardigheden, om die naar behoren uit te oefenen.

Voor het behoud en de betaalbaarheid van de zorg formuleert het Integraal Zorgakkoord hoge ambities voor de inzet van digitale toepassingen. Om die te kunnen verwezenlijken, is nog veel te doen, willen de ambities althans aansluiten bij wat inwoners wensen, kunnen en als prettig ervaren in hun thuissituatie.

De zorg zoals nu georganiseerd, moet sowieso op de schop. Maar de transformatie naar een toekomstbestendige zorg kan alleen slagen als ook de groep burgers met minder goede digitale vaardigheden wordt meegenomen in het formuleren van een toekomstgerichte aanpak en bij de uitvoering ervan.

Sociaal werkers kunnen hierbij idealiter, zowel voor zorg als welzijn, een belangrijke rol spelen.  Zij signaleren, weten mensen te bereiken en bieden hun vervolgens op passende wijze ondersteuning aan. Om de ambities van het IZA ook te kunnen realiseren voor de kwetsbare doelgroepen in de samenleving, is meer kennis en een groter gebruik van digitale en technologische toepassingen, bij burgers en sociale professionals, onmisbaar. Dat zou in de gesprekken over de toekomst van zorg en welzijn, en met burgers, wel wat meer aandacht mogen krijgen dan nu vaak het geval is.

Ietje Pastink is onderzoeker bij NHL Stenden Hogeschool, Jesse David Marinus is onderzoeker bij Planbureau Fryslân en Job van ’t Veer is lector Digitale Innovatie in Zorg en Welzijn bij NHL Stenden Hogeschool.